Deel III in de serie : ‘De digitale camera’ …
Eenvoudig gesteld, zijn er twee soorten CCD’s. De eerste soort werd oorspronkelijk ten behoeve van videocamera’s ontwikkeld en heeft rechthoekige pixels met CMY-kleurenfilters.
Toch heeft de chip voor het gebruik in digitale fotocamera’s een zwak punt. Een videocamera legt namelijk maar één half beeld tegelijk vast, net zoals een televisietoestel maar één half beeld tegelijk laat zien. De kijker krijgt alleen een ‘stabiel’ beeld (lees; een natuurlijk vloeiende beweging) te zien wanneer de opnamen met een snelheid van 50 halve beelden per seconde snel achter elkaar worden vertoond. Wordt dit soort CCD toegepast in digitale camera’s, dan wordt elke opname samengesteld uit twee halve beelden. De camera digitaliseert eerst de rijen 2, 4, 6, enzovoort en vervolgens in een tweede fase de rijen 1, 3, 5, enzovoort. Het voordeel van deze chip, ook wel video-CCD genaamd, is dat ze eenvoudig te produceren en derhalve goedkoop zijn.
Met dergelijke CCD’s zijn doorgaans goede opnamen te maken.
Maar een video-CCD heeft en cruciaal zwak punt dat duidelijk zichtbaar wordt wanneer u er een bewegend object, bijvoorbeeld van een auto, mee fotografeert. Als gevolg van een gering naijlen in tijd tijdens de opname is het mogelijk dat niet één, maar twee afzonderlijke beelden worden vastgelegd.
Serie ‘De digitale camera’ ...
« deel II : Zo werkt een CCD
» deel IV : progressieve CCD
Op dit artikel kan niet gereageerd worden.